Burning Hill

Gepubliceerd op 20 september 2024 om 22:55

‘Burning Hill is just down the road,’ roept de taxichauffeur en wijst me de richting die ik op moet om bij het restaurant te komen. Ik knik een ‘dank je wel’ en dan zie ik het in zijn ogen. Alsof hij wil zeggen: ach meisje, waar begin je toch aan? Zou ik in zijn ogen de zoveelste toerist zijn die Australië denkt te kunnen redden? Hij moest eens weten. Ik ben hier heel egoïstisch voor mezelf, om mijn eigen wereldje te redden.

         Een egoïstische klootzak, dat ben je!

         Ik hoor het me nog steeds schreeuwen. Samen met al die andere woorden die ik zei en die Lucas echt niet had verdiend. Geen wonder dat hij wegging. Hij verdient iemand die wel met hem het avontuur durft aan te gaan. Die zonder hysterisch te worden gewoon het vliegtuig in springt om de wereld te redden.

         ‘Kom op, Juul, sunny side up, er is maar één manier om daarachter te komen,’ moedig ik mezelf aan. Ik bind mijn haar in een staart, slinger mijn rugzak over mijn schouder, en neem een flinke slok van mijn water. Ik heb letterlijk en figuurlijk de smaak van roet in mijn mond. Het voelt alsof er onweer gaat komen. Of misschien wel erger, dat de hel deze keer echt gaat losbarsten. In de verte zie ik dikke rookpluimen samenpakken.

         In mijn hoofd weergalmt het liedje van Billy Lockett: why burn it down, to build it up better? Ze zeggen dat je soms alles moet platbranden om weer opnieuw te beginnen. Dat de grond vruchtbaarder is na een brand. Zou het met relaties ook zo werken?

         ‘Vooruit dan maar,’ verzucht ik. ‘Wie A zegt moet ook de rest van het alfabet opdreunen.’ Ik zet stevig de pas in, maar na een aantal meter heb ik al door dat mijn schoenen mooi zijn op een plaatje, maar niet geschikt om hier in de warmte te lopen. Ik voel de blaren bij wijze van al branden, en ik weet dat als ik straks mijn schoenen uittrek, ik ze nooit meer wil aandoen.

         ‘Nee, soms besef je dat je beter zonder kunt, als je een tijdje los van elkaar bent,’ filosofeert dat duiveltje op mijn schouder. ‘Net als bij relaties.’ Ik wil hem wegslaan. Had mijn geweten gewoon maar wel toegegeven aan zijn vliegangst. Dan zat het in Nederland en had ik er hier geen last van.

         Just down the road, blijkt nog een behoorlijk eind lopen en het voelt alsof ik een uur heb staan zwoegen in de sportschool, inclusief bijpassend ‘tomaten-hoofd’. Zo’n overrijp, zwetend, exemplaar.

 

Burning Hill was een normaal wegrestaurant, tot een paar weken geleden. Nu lijkt het wel omsingeld door hulptroepen. Overal staan politieauto’s, brandweerwagens en speciale Vet-Vans, van die Landrover jeeps waarin dierenartsen rijden. Zou Lucas er nu ook zo’n eentje hebben? In Nederland reed hij in een tweedehands Opel, met een metalen kast in de laadruimte waar hij al zijn spullen in bewaarde.

         Weifelend stap ik Burning Hill binnen. Ik weet niet goed hoe Lucas gaat reageren als hij mij ziet. Van mezelf weet ik het ook niet. Hij is degene die alles achterliet. Zomaar zonder overleg. Alsof ik het niet waard was om voor te blijven. Ik slik snel mijn tranen in om niet en plein public in huilen uit te barsten. Binnen is het druk. Brandweerlieden, politieagenten, hulpverleners, dierenartsen, maar ook lokale bewoners zitten verspreid door het restaurant. Sommige zijn zichtbaar aangeslagen, anderen lijken wat meer ontspannen. Met nadruk op lijken, want wat ik tot nu toe heb gezien op televisie en in de korte periode dat ik hier ben, gaat niet in je koude kleren zitten. Ik zou niet weten hoe ik zou reageren als ik alles in vlammen op zie gaan. Al kan ik me dat natuurlijk wel een beetje indenken op dit moment.

         Weer haal ik mijn neus op en concentreer me op de mensen binnen en de heerlijke geur die er hangt. De geur van thuis en vooral Lucas’ groentesoep. Het is lunchtijd en zo te zien staat er soep met een broodje op het menu. Lucas zie ik nergens. Wel meen ik achterin Brent te herkennen. Een schoolvriend waarmee Lucas na zijn vwo examens is gaan backpacken door Australië. Ze hebben altijd het plan gehad terug te keren na hun studie. Lucas als dierenarts, Brent om zijn oom te helpen in het restaurant. Het kwam er nooit van. School, werk, relaties en andere verplichtingen gooiden constant roet in het eten. Tot het lot bepaalde en Australië vlamvatte.

         Brent komt op me af en hij lijkt nog steeds op die jongen uit Lucas’ fotoboek. Na hun rondreis ging Lucas in Utrecht studeren, en Brent in Maastricht. Ik heb hem nog nooit in het echt ontmoet.

         ‘Help wanted of help giving?’ vraagt hij met een onmiskenbaar Nederlands accent.

         ‘Ik zoek Lucas,’ antwoord ik.

         ‘Hee, die taal spreken we hier ook! Lucas is op dit moment even de kok.’ Hij gebaart dat ik hem moet volgen. We banen ons een weg door de mensen heen en Brent maakt her en der een praatje. Het gaat over de bosbranden, het vuur dat oprukt en al die dieren die geen kant op kunnen. Ik luister naar het verhaal van een vrouw wiens dochter samen met haar hond op zoek gaat naar dieren in nood. Terwijl ze praat haakt ze driftig door: sokjes voor dieren met verbrande pootjes. Op de binnenplaats zijn speciale schaduwdoeken opgehangen waaronder verzorgers zitten met dieren die gered zijn uit het inferno. 

         Brent houdt twee kleine klapdeurtjes open waardoor we achter de bar komen. Het doet me denken aan zo’n Amerikaanse Western, alleen dan met lichte kleuren. De keuken is afgescheiden van het restaurant door middel van een plastic vliegengordijn.

         ‘Hier is het,’ zegt Brent en duwt me de keuken in waar het nog een tikje warmer is. Lucas kijkt verschrikt op. Hij staat achter een enorm fornuis en zijn reactie is niet wat ik had verwacht. Niet dat hij type is dat een rondedansje van blijdschap doet in welke situatie dan ook, maar op dit moment kijkt hij me een beetje vreemd aan. Niet met een blik die zou kunnen doden, maar hij kan er wel een sneeuwpop mee in leven houden. Kippenvel verspreidt zich over mijn lichaam.

         ‘Hi,’ weet ik er net aan uit te persen. ‘Ik…’ Maar eigenlijk weet ik niet meer wat ik wilde zeggen. Hoewel hij peentjes zweet, ziet Lucas er goed uit in zijn sleeveless en zijn korte broek. Hij lijkt iets gespierder, en er is nog iets. Hij is veranderd. Gegroeid in de zin dat hij hier echt op zijn plek is. Iets waar ik al bang voor was. Lucas gaat niet met mij mee terug naar Nederland. Ik wil weer mijn mond opendoen, Lucas zo te zien ook, maar het moment is weer voorbij als de achterdeur openvliegt en er een knappe meid van een jaar of twintig tevoorschijn komt.    

         ‘Ze zijn terug, Lucas. Kom je?’ vraagt ze. Haar mooie bruine ogen zijn alleen op hem gericht. Ik lijk opgelost en als het zou kunnen was ik door de grond gezakt.

         Lucas knikt, hij kijkt vragend naar Brent en die kijkt op zijn beurt weer moeilijk.

         ‘Het is lunchtijd, Lucas. We komen al handen te kort, en als ik de keuken ook nog moet overnemen.’ Hij klinkt wanhopig en dat snap ik ook wel. Het is binnen echt druk.

         ‘Ik wil wel helpen,’ stel ik voor.

         ‘Top,’ bromt Lucas en gaat dan achter Miss Universe aan. Het lijkt alsof hij iets van ‘hoi’ mompelt, maar dat kan ook mijn verbeelding zijn.

          Samen met Brent blijf ik achter in de keuken. De warmte kruipt weer terug in mijn huid, maar het is geen aangenaam gevoel. Het is alsof ik flauw ga vallen. Dit was het dus. Na drie weken radiostilte en kilometers vliegen, zijn we nu definitief van elkaar verwijderd. De fysieke afstand maakt niet meer uit. De emotionele afstand is onoverkomelijk.

         ‘Kom, dan geef ik je even een werkshirt,’ haalt Brent me weer uit mijn mijmeringen. ‘Heb je vaker geserveerd?’       

         ‘Ja, het is de enige echte baan die ik heb gehad,’ mompel ik. Brent kijkt me vragend aan. ‘Freelance journalist,’ verklaar ik. ‘Met de horeca heb ik mijn studie betaald.’

         ‘En alles wat erbij kwam natuurlijk,’ zegt hij met een knipoog. In een soort schoonmaakhok geeft hij mij een shirt en de instructies hoe ze te werk gaan in Burning Hill. Al worstelend met het ‘one size only’ shirt hoor ik hoe het concept hier in zijn werk gaat. Het is simpel. Er is koffie, thee, citroenlimonade en gewoon water. Als lunch is er soep met een broodje en tussendoor kan men een snack krijgen of wat fruit. Alles is gratis en wordt mogelijk gemaakt door sponsors.

         ‘Maar we moeten zuinig zijn,’ legt Brent uit. ‘Geen idee hoelang dit nog allemaal gaat duren. En of we het vuur überhaupt kunnen tegenhouden.’ De droefheid klinkt in zijn stem. Hij probeert het weg te krijgen met een glimlach, en schiet vervolgens in de lach als hij naar me kijkt.

         ‘Wat?’ Maar ik weet al dat het door het shirt komt dat allesbehalve comfortabel om mijn lijf heen plakt.

         ‘Niets,’ grinnikte hij. ‘Ik moest even denken aan Wrap, een van onze patiënten buiten.’ 

         ‘Juist.’ Geen idee wie hij hiermee bedoelt, maar ik ga er geheid achter komen. Na een korte rondleiding zodat ik weet waar alles staat, ga ik aan de slag en doe ik mijn best om net als de andere vrijwilligers iedereen te voorzien van eten en drinken. Ik luister naar de verhalen en hoe meer ik hoor, hoe meer ik snap van Lucas en hem bewonder dat hij zomaar alles opzij heeft gezet om hier zich in te zetten. Ik wil het hem vertellen, maar heb hem de hele middag nog niet gezien. Als ik even pauze mag houden, zie ik hem buiten druk in de weer met de dieren die zojuist zijn binnengebracht. Hij bekijkt een koala aandachtig en dept dan iets op de pootjes.

         Alsof hij voelt dat er naar hem gekeken wordt, draait hij zich om. Ik glimlach, en hij trekt even zijn mondhoeken op. Miss Universe is zijn assistente zo te zien en vraagt zijn aandacht door haar hand op zijn onderarm te leggen.

         Hij is van mij, wil ik zeggen. Maar is dat wel zo?

         De rest van de middag en avond ben ik druk in de weer. Er is genoeg te doen en gek genoeg geeft het me ook energie. En het leidt me van Lucas af. Als het wat rustiger is in het restaurant, help ik in de keuken met de voorbereidingen voor de volgende dag. Brent houdt de sfeer erin met wilde verhalen over zijn rondreis met Lucas, zeven jaar geleden. Ik hoor nu eens de dingen die Lucas eerder niet wilde vertellen, en ik snap eigenlijk niet waarom, want het is best grappig. Al is het logisch dat Lucas, die meestal de serieuze zoon van een dierenarts uithangt, niet wil dat zijn blunders wereldkundig gemaakt worden. En hij heeft er best een aantal op zijn naam staan.

         ‘… gaat ‘ie op dat paard zitten met zo’n gezicht van “ik heb verstand van dieren, want mijn vader is dierenarts”, bleek het een hengst te zijn. Bokken dat ding, ging helemaal uit zijn frietpan. Lucas gillen, joh. Echt ik pieste in mijn broek,’ hikt Brent alsof hij het weer voor zich ziet.

         ‘Altijd nog beter dan op een ezel stappen en denken dat het een volbloed is,’ klinkt het achter ons. Hij doet zijn best om boos te kijken, maar ik zie dat hij er moeite voor moet doen. Ik ken Lucas langer dan vandaag. Hij wil glimlachen, maar is te koppig. Over ezels gesproken. 

         ‘Kun je zo helpen met water geven? Dan ga ik eten.’

         ‘Doen we.’

         ‘We?’ Ik kijk vragend naar Brent, en meen zelfs iets van irritatie bij Lucas te zien. Mooi, denk ik, zweet jij maar. Die gedachte verdwijnt als sneeuw voor de zon als ik zie wie er achter hem staat met twee bordjes in haar handen.

         ‘Zullen we in de camper eten?’ vraagt ze. ‘Daar is het lekker koel.’

        

‘Wanneer ben jij geland?’ vraagt Brent terwijl hij me een blikje fris overhandigt. We zitten tegen een boom op de binnenplaats en hebben net alle dieren voorzien van vers water en fruit of groente. Ik weet nu ook wie Wrap is. Een kangoeroe met een soort gaasverband om zijn bovenlijf waardoor het net lijkt alsof hij een korset draagt. Nu snap ik waarom ik erop lijk, maar het deert me niet. Dankbaar pak ik het blikje aan en neem er een slok van.

         ‘Vanochtend op zeven uur landde ik.’

         ‘Lange dag dan. Ben je niet moe?’

         ‘Het gaat,’ antwoord ik. Zolang ik overeind blijf voel ik het niet. Net als met die blaren waarvan je weet dat ze er zijn, maar die je nog niet echt voelt totdat je je schoenen uitdoet. Dan begint de pijn pas echt. Het idee dat ik straks nog een slaapplaats moet zoeken, staat me tegen. Helemaal omdat ik dan, zodra ik alleen op de kamer ben, voel hoe echt de pijn is. Al die tijd heb ik nog een beetje hoop gehad dat Lucas en ik niet echt uit elkaar waren. Hij komt wel terug, dacht ik. Of op een dag zeg ik sorry en komt alles goed. Niet dus. Sommige dingen gaan kapot en worden nooit meer heel.

         ‘Lucas zei dat je vliegangst had. Viel het toch mee?’

         Ik haal mijn schouders op. Als ik ongedaan kon maken wat ik gezegd heb tegen Lucas en hoe ik onze relatie heb verbroken, door nog tien keer in een vliegtuig te stappen, dan zou ik het voor de zekerheid twintig keer doen. Zelfs naar Australië.

         ‘Mijn broer ging in de zomer van 2014 naar Australië, samen met zijn vriendin. Ze zouden eerst naar Indonesië gaan en van daaruit verder reizen. Ze hebben hun bestemming nooit bereikt.’

         ‘Je broer zat op vlucht MH 17?’

         Ik knik. Vechtend tegen mijn tranen. ‘Het is niet zo zeer dat ik een hekel heb aan vliegen, het is gewoon het idee dat je weggaat, en nooit meer terug kan komen.’

         Misschien wil ik daarom ook wel dat er niets veranderd aan mijn vertrouwde leven. Nieuw staat gelijk aan anders, staat gelijk aan onbekend. En dat beangstigt me meer dan ooit. Want een reis naar het onbekende kan best wel eens een enkeltje zijn.

         Brent legt even zijn hand op mijn schouder. ‘Sorry, dat wist ik niet.’

         ‘Zijn jullie klaar?’ Weer die brommende stem van Lucas achter ons. Hij kijkt nog steeds niet blij. Zijn knappe assistente staat in de deuropening met een verhit gezicht naar ons te kijken.

‘Kun je even helpen, Brent?’ mompelt Lucas. ‘Juul moet haar spuit, en River durft haar niet vast te houden.’ Hij maakt een hoofdgebaar naar Miss Universe. Weet ik gelijk haar naam. Maar die andere naam vraagt toch nog om uitleg.

         ‘Juul?’ Vragend kijk ik van Brent naar Lucas. Ze kijken beiden blanco terug. Al meen ik rode vlekken op Brents zijn gezicht te zien.

         ‘Die valse koala heet zo,’ antwoordt River voor ze.

         Stomverbaasd kijk ik toe hoe het drietal wegloopt naar de kooien achter het gebouw. Juul. De valse koala. Een valse koala is naar mij vernoemd. Dat is helemaal het einde. Wit verziekend heet stamp ik weer naar binnen. Vanuit het raam zie ik nog hoe Brent de koala in zijn armen houdt en Lucas heel voorzichtig de injectienaald inbrengt. Hij doet het echt op de Lucas manier: zorgzaam en lief. Ik slik mijn verdriet weg. Het is voorbij. Wij zijn voorbij. Allemaal vanwege die stomme ruzie en twee oververhitte karakters.

         In het schoonmaakhok prop ik mijn spullen weer in mijn tas en wurm me uit mijn werkshirt. Blijkbaar is er een band ontstaan de afgelopen uren want ik krijg het ding maar met moeite uit.

         ‘Gaat het?’ klinkt het achter me. Ditmaal hoor ik er een vleugje amusement doorheen.

         ‘Nee, Luc, het gaat niet,’ sneer ik. ‘Maar maak je om mij maar niet druk. Ik red me wel.’

         ‘Ben je echt helemaal alleen komen vliegen?’

         ‘Nee, er was ook nog een piloot bij,’ hijg ik als ik eindelijk dat ding uit heb en mijn eigen, met oud zweet doordrenkte, shirt weer aantrek. ‘Oh, en halverwege zijn we uitgestapt om even de benen te strekken, want vierentwintig uur vliegen is echt verrotte lang.’

         ‘Waarom kom je dan ook? Niemand dwong je.’

         En dat doet definitief de deur dicht.

         ‘Nou, sorry hoor dat ik de moeite heb genomen,’ bries ik. ‘Ik snap het ook niet helemaal. Het ene moment zijn we bezig met een nieuw huis in Delft Zuid, en hebben we het zelfs over een bruiloft, en het andere moment heb jij je koffers gepakt om je aan te sluiten als vrijwilliger in Australië. Die wending zag ik niet helemaal aankomen.’ Ik draai me snel van hem weg zodat hij de tranen in mijn ogen niet ziet. Buiten zit Juul, de valse koala, rustig op een stengel te knagen.

         ‘Juul.’ Lucas legt zachtjes zijn hand op mijn onderrug. Het is een aanraking die ik eigenlijk niet wil, maar ik ben zo moe ineens. ‘Zullen we even naar mijn kantoor gaan?’ Hij duwt me voor zich uit weer naar buiten. Bij de brandtrap blijf hij staan.

         ‘Na jou.’ Hij wijst naar boven en ik ga hem voor de metalen trap op. Even lijkt het alsof hij met mijn vinger langs mijn kuit gaat. Ik durf niet te kijken. Het zullen wel de muggen zijn die in de schemer tevoorschijn komen. Het is nog steeds warm. Van de dag en het vuur dat een eind verderop steeds weer een stuk bos tot zich neemt.

         Het kantoor van Lucas heeft zo te zien meerdere functies: opslagplaats, rommelhok, kleedkamer, en achter het bureau zie ik ook nog een bed staan. Op een prikbord aan de muur hangen schema’s, uitdraaien van uitslagen zo te zien, een stappenplan om brandwonden bij dieren te verzorgen en een evacuatieplan. In het midden prijkt een krantenartikel. Brent, River en Lucas staan erop. Lucas heeft een koala in zijn armen alsof het een grote knuffel is. Dan pas zie ik waar ik de hele dag al bang voor ben geweest. Ik zie het aan de manier waarop River naar Lucas kijkt.

         ‘Sorry,’ fluistert hij. Met zijn billen leunt hij tegen het bureau. Zijn armen heeft hij over elkaar hij geslagen. Hij ziet er verslagen uit. Ik voel me precies hetzelfde. Als ik had geweten dat ik hem voorgoed zou kwijtraken, dat zes jaar samen nooit meer zou worden, dan had ik al die dingen nooit gezegd. Dan had ik me lachend over al mijn principes gezet en was met hem meegegaan. Maar had hij dat wel gewild?

         ‘Je komt niet meer terug naar Nederland he?’

         ‘Dit is wat ik altijd gewild heb, Juul, vanaf het moment dat we op die ranch waren zeven jaar geleden wist ik dat ik hier dierenarts wilde zijn.’

         ‘En ik hield je al die jaren tegen?’ Ineens komen zijn woorden ook weer boven. Ik was misschien degene die brandstichtte. Hij gooide nog een paar blokken op het vuur die ene avond. Met een beetje olie erbij.

         ‘Je had gelijk toen je zei dat ik hier wilde helpen om vooral mezelf te helpen.’ Hij kijkt me nog steeds niet aan. Mijn hele lijf trilt van vermoeidheid en spanning. Ik laat me op zijn bed zakken waar ik word aangestaard door een bekend gezicht. Op het nachtkastje staat een foto. Van mij. Ik lach in de camera. Het was een van mijn mooiste momenten tijdens onze vakantie in Griekenland. Toen durfde ik nog wel met het vliegtuig weg. Lucas’ verwijt galmt weer door mijn hoofd.

         Door jou roest ik hier vast.

         ‘Het was zo makkelijk om jou de schuld te geven,’ gaat hij verder. ‘Mijn dromen dreven steeds verder bij me vandaan en ineens was daar Brent met zijn plan om ons in te zetten voor Australië. Hij in het wegrestaurant van zijn oom en ik als dierenarts. Het was een schitterend plan. Iedereen zou het begrijpen, zelfs bewonderen, en als we er eenmaal waren zou alles wel op zijn plaats vallen, dacht ik.’

         ‘Niet?’

         Lucas schudt zijn hoofd. Ik heb hem nog niet vaak zien huilen, maar zelfs zonder zijn gezicht goed te kunnen ziet weet ik dat de tranen uit zijn ogen glijden. Hij verbijt zich. Ik hoor het aan zijn ademhaling.

         ‘Hee lief,’ zeg ik als ik naar hem toe loop en voor hem gaan staan. Met mijn duim veeg ik een traan weg. ‘Het is niet erg.’

         ‘Jawel, dat is het wel. Ik schaam me dood. Pas toen ik het vliegtuig uitstapte besefte ik wat je in je woede had geschreeuwd.’

         ‘Dat je een egoïstische klootzak in een humanitaire midlifecrisis was en dat je beter koffie kon gaan schenken in een bejaardenhuis omdat ze daar ook vrijwilligers te kort komen?’

         Lucas lacht door zijn tranen heen. Als het had gekund, had ik hem gezoend. Maar dat is nu niet het moment. Of dat ooit nog gaat komen... ik weet het niet.

         ‘Het was angst hè? Om mij ook kwijt te raken. Net als je broer.’

         ‘Bingo,’ fluister ik.

         ‘En ik zag het niet, egoïstische klootzak dat ik ben, niet op dat moment. En iedere dag hier besefte ik het een beetje meer, maar ik durfde niet meer terug. Bang om je echt kwijt te zijn. Dus hield ik me voor dat het was goed wat ik hier deed, en dat op een dag het wel helemaal goed zou komen.’

         ‘En toen was daar Juul de koala. Beter kan het niet.’

         Hij lacht en hoewel het verdriet nog in zijn ogen staat ben ik blij dat er meer lucht lijkt te zijn in het gesprek.

         ‘Waarom vernoem je eigenlijk een valse koala naar mij?’

         ‘Ze is niet vals, River kan gewoon niet met haar overweg, en Juul kan er niet tegen dat River zo achter me aanloopt.’

         Ik voel ineens een sterke band met mijn naamgenoot de koala.

          ‘Wat doen we nu, Juul?’ Lucas kijkt me onderzoekend aan. Ik herken de twijfel in zijn gezicht. Alsof het vuur aan de ene kant steeds dichterbij komt, maar de zee aan de andere kant je afschrikt.

         ‘Oh, burn it down and bring it back stronger,’ zing ik zachtjes. ‘Ik hoorde dat liedje van Billy Locket toen ik in de taxi zat,’ beantwoord ik zijn vragende blik. ‘We kunnen twee dingen doen. Terug naar Nederland, waar we ons weer in een keurslijf dwingen. Jij in de praktijk van je vader die je ooit tegen je zin in gaat overnemen, en ik altijd op jacht naar een grotere opdrachtgever, of we schrappen dat retourticket en zien wel wat het wordt.’

         ‘Zou je dat willen?’

         ‘Dat eerste niet,’ zeg ik en zet een stapje dichterbij. ‘De tweede optie lijkt me wel wat.’

         ‘Serieus, Juul?’ Zijn ogen fonkelen weer. Ontroering, liefde en nog iets. Heel even ben ik bang dat hij het gaat ‘relativeren’ en met allerlei doemscenario’s komt, maar als hij zijn lippen op de mijne drukt weet ik dat dat retourticket voorgoed geschrapt is. Er is geen weg meer terug. Al onze schepen hebben we achter ons gelaten en verbrand. En het is goed zo. We zijn gered.

         ‘Heb ik al gezegd dat ik van je hou,’ bromt hij tussen zijn kussen door. Hij geeft me expres van de natte zoenen op mijn wang, en kaak.

         ‘Je hebt niet eens “hallo” gezegd.’

         ‘Echt?’ Semi-geschokt kijkt hij me aan. ‘Dat gaan we dan eens snel rechtzetten.’ Hij legt zijn handen onder mijn billen en tilt me moeiteloos op. Van schrik sla ik mijn benen om zijn middel. De laatste keer dat we dit thuis deden, verloor hij zijn evenwicht en zaten we een half uur later op de eerste hulp.

         ‘Ik heb geoefend met kangoeroes,’ verzekert hij me. Die brutale grijns van hem doet me smelten, maar kan de stomp tegen zijn bovenaan niet voorkomen.

         ‘Kijk uit hoor, anders slaap je maar bij je koala vriendin.’

         ‘Ik heb de afgelopen dagen niet anders gedaan,’ lacht hij terwijl hij me op het bed neerlegt, en me dit keer wel helpt met het uittrekken van mijn shirt. ‘Juul redde mijn leven. Ik vond haar op een dag dat ik het echt niet meer zag zitten. Ik wilde naar huis, maar durfde niet en daar zat ze langs de kant van de weg. Verzwakt en gewond. Ze liet niemand in de buurt, behalve mij. Ik verzorgde haar wonden, sliep bij haar omdat ze ieder uur haar medicatie nodig had en langzaam bloeide ze op. Ze is echt leuk.’

         Met een glimlach kijk ik naar de man die ik bijna aan de horizon had laten verdwijnen. Hij kleedt zich expres langzaam uit. Buiten kleurt de nacht zich met vlammen van het vuur.

         ‘Denk je dat het snel onder controle is?’ vraag ik als naast me komt liggen. Zijn warme lijf vertrouwd tegen me aan.

         ‘Blijkbaar moet iets volledig uit de hand lopen om controle terug te krijgen. Er wordt nu hard gewerkt aan brandpreventie om dit in de toekomst te voorkomen.’

         ‘Een toekomst waar we samen aan gaan werken.’ Ik druk mijn neus in zijn hals en verlies me in zijn geur. Een beetje zweterig, maar voornamelijk Lucas. Mijn Lucas.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.