Hoofdstuk 8

Gepubliceerd op 27 december 2023 om 16:21

Ranger

 

‘All I want for Christmas is you!’ bler ik met een groepje tieners mee. Na de kerstbrunch van vanochtend leek het me wel tof om een karaokefeest te houden. Dat idee werd door iedereen met luid applaus ontvangen, en na een korte omkleedsessie stond iedereen klaar om de meest foute kerstnummers mee te zingen.  Ik hou hiervan. Zodra Skyradio de standaard Christmasplaylist van de plank haalt, ben ik van de partij. Het liefst draai ik het de hele dag door, maar dan draait Reno dus door.

Aan hem wil ik nu niet denken.

‘Kom jongens, deze is ook fout.’ Ik zet Last Christmas op en draai het volume nog een paar tikjes op. Em staat ook lekker mee te swingen, net als de andere leiding. Alleen Sylvester is niet in the mood. Hij houdt me de hele ochtend al in de gaten, maar iedere poging die hij doet om toenadering te zoeken boor ik direct de grond in. Gisterenavond heb ik op de bank geslapen met het excuus dat ik de jongens in de gaten wilde houden omdat ik wist dat er eentje heimwee had. Dat was niet waar, maar ik wilde gewoon niet in dezelfde ruimte zijn als Sylvester.

En dat heeft hij dondersgoed door, daarom volgt hij me als een willoze pup.

‘Baghera!’ Tobias, een van de welpen, stoot me lachend aan. ‘U hebt glitter op uw ogen.’

‘Mooi he! En op mijn lippen.’ Ik tuit ze overdreven waardoor de jongens in de lach schieten.

‘U bent echt een beetje gek, hè?’

Ze moesten eens weten. Ik ben knettergek. Dan heb ik eindelijk een leuke relatie met een stabiele man, moet ik het weer zo nodig verpesten door voor mijn labiele ex te vallen. Ja, die pieken met hem waren echte hoogtepunten, maar de dalen gingen door het beton van de kelder.

‘Ik heb geleerd dat je iedere dag moet dansen alsof het de laatste dag op aarde is.’ Om het ze nog eens extra duidelijk te maken gooi ik mijn handen in de lucht en doe een dansje waar ze nog harder om moeten lachen.

‘Doet u ook mee?’ roept Tobias naar iemand die achter me is komen staan. Mijn maag draait om omdat ik al precies weet wie het is: Sylvester. Ik voel kort zijn hand op mijn schouder.

‘Kappen, oké?’ Ik mompel mijn woorden zodat de kinderen ze niet horen, maar voor Sylvester moet het luid en duidelijk zijn.

‘Er is iemand voor je.’

‘Voor mij?’ Nu draai ik me wel om. ‘Wie dan?’

Sylvester wijst naar een jonge vrouw die wat onbeholpen bij de ingang van de grote zaal staat. Ik herken haar direct. Haddassah, Reno’s personal assistant. Ze vindt het prettiger als we haar directiesecretaresse noemen, maar ze zit altijd zo op dezelfde lijn als Reno dat ik het wel grappig vind om haar een beetje te plagen. Op dit moment ziet ze eruit alsof ze een reddingsboei nodig heeft. Ze houdt niet van kinderen. Of gezelligheid. Wat dat betreft is ze een beetje zoals Reno. Dat verklaart wel de match tussen die twee. Al wuivend loop ik op haar af.

‘Wat doe jij hier?’

‘Waarom neem jij je telefoon niet op?’ Ze kijkt me met haar grote donkere ogen dwingend aan. Haddassah is een vrouw zoals moeder aarde is bedoeld. Rond, zacht, maar onvermurwbaar. Ze kan je liefdevol troosten, maar ook streng opvoeden. Zoals nu.

‘Ik ben op kamp,’ stamel ik. ‘En mijn telefoon ligt elders.’ In mijn auto. Maar dat ga ik natuurlijk niet tegen haar zeggen. Dan wil ze ook gelijk weten waarom ik dat ding in mijn auto heb laten liggen, en dat leidt dan weer tot de verklaring dat ik Reno niet wil spreken en die bekentenis gaat me geheid een preek opleveren, want oh oh oh waag het niet haar lieveling te kwetsen.

‘Ik probeer je de hele avond en ochtend al te bereiken.’

‘De hele avond? Kon je Reno niet bellen?’

‘Weet je het nog niet dan?’

Oh shit. Ineens valt het kwartje. Reno is iets ergs overkomen. Hij is verongelukt en ligt zwaargewond in het ziekenhuis, of misschien wel erger.

Nee, niet aan denken.

Hij heeft gewoon iets stoms gedaan.

Dat kan niet. Reno doet nooit iets stoms. Hij overdenkt altijd alles zeshonderd keer, en dan nog vijf keer om het zeker te weten.

‘Wil ik het weten?’ vraag ik met een dun stemmetje. Haddassah trekt bestraffend haar ene mondhoek op.

‘Zijn laptop hebben ze vanochtend gevonden langs de kant van de weg, volledig in stukken geslagen. De bestanden heb ik gisteravond al veiliggesteld, net als alle bestanden op zijn telefoon. En de foto’s heb ik vergrendeld in de Cloud.’ Ditmaal trekt ze ook haar wenkbrauw op, en nu begrijp ik wel wat voor foto’s ze bedoelt.

‘Had je niet verwacht zeker, dat Reno zo gek is van mijn blote billen?’

En piercings…

Ze zucht hoofdschuddend. ‘Lieverd, het kwam niet bepaald als een verrassing.’

Dat ze een flauw grapje maakt stelt me gek genoeg gerust. Als hij gewond zou zijn geweest dan had ze dat nu wel gezegd.

‘Heeft Reno aangifte gedaan?’

‘Dat weet ik niet. Hij was nog niet bij kennis toen ze me belden.’

‘Wat?’ Mijn hart maakt een vrije val dwars door de grond heen. ‘Reno ligt echt in het ziekenhuis?’

‘Het St. Mary’s, maar boeit dat jou? Je hebt al meer dan een dag je telefoon niet aanstaan. Blijkbaar wil je geen contact met hem.’

‘Natuurlijk wil ik wel contact met hem. Hij is mijn…’ Ik slik de tranen in. Haddassah kijkt me nog steeds aan met een blik waarmee ze me duidelijk maakt dat ze deze fout me niet gaat vergeven. Ze is altijd 24/7 on call. Vooral als het om Reno gaat.

‘Reno maakte het uit,’ flap ik eruit. ‘Op een Kiss and Ride, nog geen twee seconden voordat hij de deur dichtdeed en wegliep. Ik kon er niets tegenin brengen. Vind je het heel erg dat ik hem even niet wilde spreken?’

‘Wat had je van hem verwacht? Je sluit hem al maanden buiten.’

‘Ik…’ De rest van de woorden blijven in mijn keel hangen. Haddassah glimlacht kort.

‘Ik wilde je alleen even zeggen dat alles is geregeld. Er wordt contact met me opgenomen zodra Reno wakker is. Wil je dat ik je dan bel? Als je tenminste je telefoon aanzet.’

Verbijsterd laat ik mijn hoofd op- en neergaan. ‘Doe ik.’

Zodra Haddassah het clubhuis heeft verlaten, loop ik ook naar buiten. Naar de auto waar mijn telefoon nog steeds op de passagiersstoel zit. Ik durf er gewoon niet naar te kijken. Het apparaat trilt in mijn handen als ik het aanzet. Ik heb heel veel gemiste oproepen, en tig whatsapp berichten, maar een aantal vallen op. Die van Reno. Hij heeft me gisterochtend, nog geen kwartier na onze ruzie een foto van een ontzettend tof pak gestuurd. Voor het eerst heeft hij de eerste stap gezet na een ruzie. Met een onzinnige foto weliswaar, maar het is een begin.

Wil je me alsjeblieft bellen, appt hij. En dan: het spijt me.

Ik sta op het punt om hem een berichtje terug te sturen, maar dat kan niet. Reno gaat dat niet meer lezen. Ineens voelt hij verder weg dan ooit. Haddassah wordt gebeld als Reno bijkomt. Ik niet. Ik moet wachten tot zij mij weer belt.

‘Mooi niet.’ Ik druk de startknop van de auto in en weet voor het eerst sinds dagen precies wat ik ga doen.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.